Warmtenet

Een warmtenet is een collectieve oplossing om gebouwen te verwarmen. Een warmtenet is onderdeel van een energiesysteem. Dit systeem bestaat uit een warmtebron, distributie en aflevering. We leggen hier uit wanneer een warmtenet een geschikte oplossing is, hoe duurzaam een warmtenet is en wat de verschillende temperatuurniveaus van een warmtenet zijn. 

Laatste update: september 2023

Onderdelen warmtenet

Een warmtenet bestaat uit verschillende onderdelen. Je ziet ze terug op onderstaande afbeelding. Daarnaast lichten we elk onderdeel hier toe.

Opbouw warmtenet
Afbeelding 1: Opbouw Warmtenet (Bron: Startmotorkader Warmtenetten).

Warmtebron

Een warmtebron voorziet het warmtenet van warmte. Zie figuur 1 op de afbeelding. Voorbeelden van warmtebronnen zijn afvalverbrandingsinstallaties, elektriciteitscentrales, restwarmte, geothermie en bio-energie.

Er zijn bronnen met een lage temperatuur en bronnen met een hoge temperatuur. Bronnen met een lage temperatuur kunnen een lage-temperatuurwarmtenet voeden of met een warmtepomp worden opgewaardeerd. Denk bijvoorbeeld aquathermie en restwarmte uit datacenters. Deze bronnen produceren een constante hoeveelheid warmte. De vraag naar warmte is in de winterperiode groter. Dit kan onhandig zijn. Meestal kunnen hulpwarmtecentrales op aardgas of groengas en/of warmtebuffers dit opvangen. Deze kunnen bij de bron staan, maar ook in het warmtenet dichterbij de afnemers.

Distributienetten

Een warmtenet bestaat altijd uit twee leidingen: een aanvoer- en een retourleiding. De aangevoerde warmte wordt vanaf de warmtebron en het warmteoverdrachtsstation in gebouwen afgeleverd. Afgekoeld water loopt weer terug via een retourleiding. Zie op de afbeelding de figuren 2, 4 en 6.

Overdrachts- en onderstations

In de overdrachts- en onderstations zitten een warmtewisselaar en pompen. Dit zie je op figuur 3 en 5 op de afbeelding. De warmtewisselaar zorgt ervoor dat de warmte wordt overgedragen. De pompen transporteren de warmte verder. Overdrachts- en onderstations zorgen ervoor dat de druk in de leidingen niet te hoog wordt. De overdrachtstations voor woonwijken zitten in kleine gebouwen in de openbare ruimte. Bij levering aan hoogbouw of utiliteit kan een onderstation ook in de technische ruimte in een gebouw zitten. 

Afleveren van warmte

Vanaf het leidingnet in de straat komt de warmte bij de gebruiker door een aansluitleiding. Deze leiding loopt door tot in het gebouw, waar een afleverset is geplaatst. Deze vervangt de cv-ketel en vormt de verbinding met het warmtenet. De afleverset draagt warmte over aan de binneninstallatie en/of het tapwater. Zie op de afbeelding de figuren 7, 8 en 9.

Temperatuurniveaus

Een warmtenet kan op verschillende temperaturen werken. Hieronder vind je een overzicht van verschillende mogelijke temperatuurniveaus en voor welke type woning ze geschikt zijn.

 

Typische Afgifte-temperatuur*

Ruimteverwarming

Tapwaterbereiding

Hoge-temperatuur (HT)

90 oC

(>75 oC)

Ook toepasbaar in slecht geïsoleerde woningen (label E/F/G)

Regulier

Midden-temperatuur (MT)

55** – 75 oC

Ook toepasbaar in matig geïsoleerde woningen (afhankelijk van afgiftesysteem en temperatuurniveau vanaf label B - D)

Regulier

Lage-temperatuur (LT)

30 – 55** oC

Toepasbaar in goed geïsoleerde woningen en met lage-temperatuur radiatoren of vloerverwarming

Aanvullende voorzieningen nodig zoals een boosterwarmtepomp

Zeer lage temperatuur (ZLT)

10 – 30 oC

Met individuele warmtepomp voor verwarming.

Meestal ook geschikt voor koeling.***

Aanvullende voorziening nodig zoals een boosterwarmtepomp

  • De *afgiftetemperatuur kan afwijken van de aanvoertemperatuur van de warmteleverancier op het overdrachtspunt. Dit overdrachtspunt zit meestal bij de afleverset. Er is enkele graden warmteverlies over de afleverset en in de leidingen van de binneninstallatie.
  • Het **verschil tussen LT- en MT warmtenetten is dat met een MT warmtenet direct warm tapwater bereid kan worden. Tapwater moet een minimale temperatuur van 55oC hebben op het tappunt.
  • In deze factsheet gaat het altijd over warmtenetten. Bij ***ZLT-netten wordt de combinatie van warmte- en koude bedoeld. Er bestaan ook enkele netten die specifiek bedoeld zijn om koude te leveren. Meer informatie over koudenetten is te vinden in de Factsheet over Koudenetten van TKI Urban Energy.

Beheer en organisatie

Bij warmte is sprake van een ‘natuurlijk monopolie’. De afnemers zijn verbonden met een lokaal- of regionaal warmtenetwerk met een beperkt aantal warmtebronnen. Er is daardoor een groot verschil met bijvoorbeeld de elektriciteitsmarkt, waarbij alle bronnen en afnemers met hetzelfde netwerk verbonden zijn. Bij warmtenetten wordt onderscheid gemaakt tussen open- en gesloten warmtenetten of een combinatie daarvan. Of een warmtenet open of gesloten is hangt af van de bronnen die het warmtenet voeden en de rollen die de netbeheerder en warmteleverancier hebben.

Open warmtenet met meerdere bronnen

Je kunt een warmtenet ‘open’ noemen als meerdere warmtebronnen warmte leveren aan hetzelfde systeem. Dit noemen we liever een warmtenet met meerdere bronnen. Bij een open net voor meerdere bronnen staat het warmtenet open voor het invoeden van nieuwe bronnen. Bij meerdere bronnen koopt de warmteleverancier de warmte in op basis van prijs, beschikbaarheid en duurzaamheid. Dit voorkomt dat de warmteleverancier de bron waarvan hij zelf eigenaar is bevoordeelt ten opzichte van andere, meer geschikte bronnen. Aandachtspunten voor een gemeente:

  • Verschillende aanbieders laten concurreren voor een zo laag mogelijke prijs.
  • De zekerheid van levering van warmte in de komende decennia. Die is er niet altijd bij een bron.
  • De duurzaamheid van de bronnen. Vaak zijn ze niet allemaal even duurzaam.

Gesplitst net

Een open warmtenet is iets anders dan een gesplitst net. Bij een gesplitst net heeft de ene partij de rol van netbeheerder en een andere partij de rol van warmteleverancier. Dit wordt vaak gedaan om een net voor meerdere bronnen te realiseren, maar dit is geen voorwaarde. Voor de eindgebruiker is het wel belangrijk dat er één partij is die aangesproken kan worden op de integrale verantwoordelijkheid van het leveren van warmte. Dit is geregeld in de warmtewet. 

'Gesloten' warmtenet

Bij een ‘gesloten’ - of een traditioneel - warmtenet wordt het warmtenet in zijn geheel beheerd door één warmtebedrijf. Deze partij neemt alle rollen in het warmtenet op zich. De warmteleverancier hoeft hierbij niet de eigenaar van de bron te zijn, maar is wel verantwoordelijk voor de leveringsbetrouwbaarheid. De warmteleverancier werkt dan vaak met langjarige contracten met de bron en is zelf verantwoordelijk voor een back-upinstallatie. Je kunt in deze constructie ook een open net en een warmtenet met open bronnen realiseren. Alleen het gesplitste net en het open net met leverancierskeuze - zie de volgende paragraaf - is in deze constructie niet te realiseren.

Open net met leverancierskeuze

Bij een open net met leverancierskeuze zijn er meerdere warmtebronnen die het warmenet voeden, is er ruimte voor nieuwe bronnen en heeft een afnemer(scollectief) de keuzevrijheid om van een bepaalde bron of een zelfgekozen leverancier zijn warmte te krijgen. Vanwege het lokale karakter en de specifieke kenmerken van warmte - temperatuurniveau, onderscheid tussen basislast en pieklast - is er discussie of een open net met leverancierskeuze kan worden georganiseerd. Ook de verantwoordelijkheid voor betrouwbare levering is in dit geval complexer. De overheid heeft daarom niet voor deze optie gekozen.  

Geschiktheid

Een warmtenet is relatief duur en niet in alle situaties de meest geschikte warmteoplossing. Of een warmtenet geschikt is hangt van verschillende factoren af:

Dichte bebouwing

Een warmtenet is vooral toepasbaar bij dichte bebouwing. Het makkelijkste is het aansluiten van bestaande blokverwarming op een warmtenet. De collectieve verwarmingsketel wordt dan vervangen door één warmteaansluiting. Voor grondgebonden gebouwen zijn de kosten hoger, omdat er meer distributieleidingen moeten worden gelegd en er meer aansluitingen moeten komen.

Een gebouweigenaar

Voor de besluitvorming over het toepassen van een warmtenet is het gunstig als er één eigenaar is van gebouwen die warmte afnemen, zoals een woningcorporatie. Een woningcorporatie moet in veel gevallen wel akkoord van de huurders hebben.

Beschikbaarheid bron

Voor het warmtenet moet er een duurzame warmtebron in de buurt zijn die ook op lange termijn beschikbaar blijft. Voor restwarmte moet duidelijk zijn dat er ook op termijn voldoende restwarmte of een alternatief hiervoor beschikbaar is.

Er zijn meer duurzame bronnen beschikbaar op lage temperatuur dan op hoge temperatuur. Bij een bron die een hoge temperatuur levert, maar onzeker is op de lange termijn is het belangrijk om een bronnenstrategie op te stellen. Hierin kun je nieuwe bronnen inventariseren en vooraf bedenken hoe je de temperatuur in de toekomst kan verlagen. Dit kan namelijk ook invloed hebben op de afnemers. Verder is het belangrijk dat er een ondersteunende bron aanwezig is. Die springt tijdens piekvraag bij of kan de hoofdbron vervangen als deze wegvalt. 

Afnemers

Voor nieuwe netten is het belangrijk dat er in korte tijd voldoende warmteafnemers zijn om het warmtenet rendabel te krijgen. Voor een bestaand warmtenet is het van belang dat er nog ruimte is om uit te breiden, zowel bij de warmtebron als de hoofdleidingen. De afnemers moeten passen bij het temperatuurniveau van het warmtenet. Bij MT-netten met aflevering bij de woningen op 70 °C is een schillabel B voldoende. Het afgiftesysteem (radiatoren) hoeft dan vaak niet aangepast te worden.

Bij LT- en ZLT- netten is het belangrijk om rekening te houden met het juiste niveau van- en de juiste balans tussen isolatie, ventilatie en het afgiftesysteem. Hierdoor voorkom je comfortproblemen. Als een ZLT-net ook gebruikt wordt voor koeling moet je het afgiftesysteem daar ook op inrichten. Daarnaast is er ruimte nodig voor een warmwaterboiler en een warmtepomp.

Duurzaamheid

De duurzaamheid van een warmtenet hangt af van de bron. Is de bron duurzaam? Dan is het warmtenet ook duurzaam. Het is belangrijk om een bronnenstrategie op te stellen met een langetermijnplan om ook in 2030 en 2050 aan de duurzaamheidseisen te kunnen voldoen. 

  • Restwarmte en geothermie zijn CO2-arm. Ze verbruiken immers geen fossiele bronnen. 
  • Benutting van lagetemperatuurrestwarmte of omgevingswarmte is CO2-vrij. Hierbij worden wel elektrische warmtepompen gebruikt om de temperatuur op voldoende niveau te krijgen voor bijvoorbeeld warm tapwater. Dat betekent dat er ter plaatse geen uitstoot meer is. De CO2-uitstoot van het systeem wordt bepaald door de kwaliteit van de elektriciteitsmix in Nederland, die wordt de komende jaren sterk verduurzaamd. Zolang de elektriciteitsvoorziening niet CO2-vrij is, wordt daardoor indirect nog wel CO2 uitgestoten.
  • Naarmate het verschil in temperatuur tussen de brontemperatuur en de temperatuur van de afgeleverde warmte hoger is, neemt het rendement van de (centrale) warmtepomp af. 
  • Voor de winterpiek wordt meestal een cv-ketel ingezet. Groengas is CO2-vrij, maar de beschikbaarheid is beperkt. Alternatieven voor de piekvoorziening zijn warmteopslag en elektrische verwarming. Een piekvoorziening met warmteopslag is het meest duurzaam als je een duurzame bron hebt. 

Warmteverliezen

Door warmtenetten te isoleren verminder je warmteverliezen naar de bodem. Toch treden er altijd warmteverliezen op. Deze warmteverliezen zijn hoger naarmate de temperatuur van het warmtenet hoger is. Lagetemperatuurnetten hebben dus lagere verliezen. In de zomer kan de aanvoertemperatuur in het warmtenet vaak lager worden ingesteld dan in de winter. Dit noemen we ook wel een stooklijn. Dit helpt om de warmteverliezen te verlagen.

Het benutten van de leidingen is ook belangrijk voor de warmteverliezen. Het verlies naar de bodem is constant bij een bepaalde temperatuur in de leiding. Als er dan weinig afzet van warmte is, zal het verlies relatief groot zijn. In de zomer is het percentage warmteverlies dan ook hoger dan in de winter. Soms wordt er gekozen voor een grote leiding om voorbereid te zijn op veel nieuwe aansluitingen in de toekomst. Die heeft dan in de aanloopfase wel meer leidingverlies.

Bij bestaande warmtenetten komt het vaak voor dat de isolatie beschadigd is, vooral bij de lassen tussen de leidingen. Dat kun je in de winter opsporen via infraroodfoto’s vanuit de lucht. Soms kun je de isolatie maken en anders moeten leidingen vervangen worden. Zeker als er ook lekkage is van water uit het stadsverwarmingssysteem.

Stand van de techniek

Warmtenetten zijn een volwassen techniek. De belangrijkste uitdagingen zijn vooral  organisatorisch, financieel en sociaal, bijvoorbeeld draagvlak onder bewoners. De technische ontwikkelingen zijn:

  • 4e en 5e generatie warmtenetten. Er is momenteel veel aandacht voor lagetemperatuurnetten. Die worden ook wel ‘4e generatie warmtenetten’ genoemd. Dit is omdat er veel meer bronnen voor beschikbaar zijn en de verliezen lager worden. Er wordt lokaal al veel ervaring opgedaan in de gebouwde omgeving in combinatie met kleinschalige WKO-systemen. 
    De ‘5e-generatie’-warmtenetten wisselen warmte van zeer lage temperatuur onderling tussen gebouwen uit. De warmte wordt lokaal of per cluster op de juiste temperatuur gebracht met een warmtepomp. De ontwikkeling van slimme meet- en regeltechniek speelt hierbij een belangrijke rol.
  • Slimme meettechnieken. Ook in bestaande netten speelt de ontwikkeling van slimme meet- en regeltechniek een rol bij het optimaliseren van warmtenetten. Denk daarbij aan het voorkómen van een hoge piekvraag naar warmte. Bijvoorbeeld door de verwarming van gebouwen aan te sturen op basis van de weersverwachting.
  • Cascaderen van warmte. Dit betekent dat de geleverde warmte eerst wordt gebruikt door afnemers die een hoge temperatuur nodig hebben. De resterende warmte van een lagere temperatuur wordt daarna nogmaals gebruikt door afnemers die toe kunnen met een lagere temperatuur. Hiermee wordt de capaciteit van het warmtenet optimaal gebruikt. De efficiëntie van de bron wordt hierdoor vaak ook beter.
  • Bestaande woningen. Op technisch vlak vindt nog ontwikkeling plaats in het aansluiten van bestaande woningen. Hiermee is nog niet heel veel ervaring opgedaan in Nederland. Mogelijke ontwikkelingen zijn aansluiten via de zolder of via leidingen onder de dakgoot.

Wet collectieve warmtevoorziening (WCW)

Om de groei en verduurzaming van warmtenetten beter te ondersteunen wordt er gewerkt aan een nieuwe wet voor warmtelevering, de Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw). Met deze wet krijgen gemeenten een regierol toegewezen. Zij kunnen een warmtekavel vaststellen - gebied waar een warmtenet komt - en een warmtebedrijfaanwijzen die het warmtenet realiseert en exploiteert voor een periode van 20 tot 30 jaar. De wet introduceert verder een nieuwe tariefstructuur om het Niet meer dan anders-principe te vervangen. Ook zijn er speciale regels en uitzonderingen opgenomen voor warmtesystemen met minder 1.500 aansluitingen. Meer informatie over de voorgenomen Wcw - en de reacties op de consultatie van de wet - vind je op de website vind je op de website internetconsultatie.nl/warmtewet2.

Meer informatie

Op deze website vind je nog veel meer informatie over warmtenetten. 

Op deze website vind je nog veel meer informatie over warmtenetten, zoals:

Vragen?

Heb je meer vragen over warmtenetten? Neem dan contact op met onze helpdesk. Een van onze adviseurs helpt je graag verder.

 

Cookie-instellingen