Het isoleren en luchtdicht maken van een gebouw zorgen ervoor dat een gebouw een lagere warmtevraag heeft en dus minder energie gebruikt. Daardoor hoeft er minder energie geproduceerd te worden. Ook wordt de binnenzijde van geïsoleerde bouwdelen (gevels, ramen, etc.) minder koud, waardoor het comfort in de woning verbetert. En bij een betere luchtdichtheid verminderen ook tochtklachten en het energiegebruik.
Bij een gebouw dat gebruik maakt van warmtepompen of warmtelevering op een lager temperatuurniveau, is een lagere warmtevraag nodig om het gebouw snel genoeg op te kunnen warmen tot een voldoende hoog niveau. Zo belast het op koude dagen het elektriciteitsnetwerk minder. Een lager energiegebruik zorgt tegelijk voor een lagere energierekening.
Standaard en streefwaarden
De Standaard is het isolatieniveau waarbij de woning in principe voldoende geïsoleerd is om een laagtemperatuurverwarmingssysteem toe te passen. Het gaat om isolatie én de energetische prestatie van het ventilatiesysteem.
De Standaard is een maximale netto warmtevraag. Deze is afhankelijk van de compactheid van de woning en van het woningtype. De compactheid van de woning wordt bepaald door de verhouding van het verliesoppervlak (Als) van de woning ten opzichte van het gebruiksoppervlak (Ag) .
Woningtype
|
Compactheid
(Als/Ag)
|
Netto warmtevraag
[ kWh/m2]
|
Eengezinswoning voor 1945
|
< 1,0
≥ 1,0
|
= 60
= 60+105*(Als/Ag-1,0)
|
Eengezinswoning na 1945
|
< 1,0
≥ 1,0
|
= 43
= 43 + 40*(Als/Ag-1,0)
|
Meergezinswoning voor 1945
|
< 1,0
≥ 1,0
|
= 95
= 95 + 70*(Als/Ag-1,0)
|
Meergezinswoning na 1945
|
< 1,0
≥ 1,0
|
= 45
= 45 + 45*(Als/Ag-1,0)
|
Tabel 1: De Standaard voor woningisolatie: maximale netto warmtevraag
Voor woningen van voor 1945 geldt een andere Standaard dan voor woningen na 1945. De Standaard voor woningen van voor 1945 is minder streng, maar hiermee is de woning nog niet geschikt voor toepassing van een lagetemperatuurverwarmingssysteem.
Om de standaard te realiseren zijn verschillende maatregelenpakketten mogelijk. Bij toepassing van álle maatregelen uit tabel 2 wordt voldaan aan de Standaard voor woningen van na 1945. Lees ook de uitkomst van het begeleidingstraject S&S.
Dak |
Isolatiewaarde Rc = 3,5 m²K/W (afhankelijk van het isolatiemateriaal 8-15 cm isolatie) |
Vloer |
Isolatiewaarde Rc = 3,5 m²K/W (afhankelijk van het isolatiemateriaal en vloertype 7-14 cm isolatie onder de vloer) |
Gevel |
Isolatiewaarde Rc = 1,7 m²K/W (parels, vlokken of schuim in de spouwmuur) |
Paneel |
Indien aanwezig: isolatiewaarde Rc = 1,0m²K/W (40 mm sandwichpaneel) |
Ramen en kozijnen |
U-waarde raam = 1,4 W/m²K (HR++ glas) in combinatie met een geïsoleerde deur of 1,0 W/m²K (triple glas) |
Ventilatie |
Natuurlijke toevoer en mechanische afzuiging in toilet, keuken en badkamer of gebalanceerde ventilatie met sensorsturing in woonkamer en hoofdslaapkamer. |
Kierdichting |
qv;10 = 0,7 dm³/sm² (verbeterde kierdichting van ramen en deuren en aansluiting gevel en dak |
Tabel 2: minimale waarden bij het realiseren van alle waarden word de standaard bereikt.
Niet in elke woning is het mogelijk om alle bouwdelen te isoleren. Om toch onder de maximale netto warmtevraag te blijven moeten andere maatregelen verzwaard worden.
De waarden voor de Streefwaarden liggen hoger dan de waarden in tabel 2. De Streefwaarde kan worden gehanteerd als een bouwdeel bijvoorbeeld helemaal wordt vervangen en kan worden gezien als een maximum. Zie Standaard en streefwaarden voor woningisolatie voor de hoogte van de Streefwaarden.
Voorbeelden voor de Standaard voor woningisolatie
Om een beeld te krijgen op welke manieren verschillende type woningen aan de Standaard kunnen voldoen heeft het Expertise Centrum Warmte een aantal voorbeelden gemaakt. De voorbeelden zijn met name grondgebonden rijwoningen uit verschillende bouwjaren. Bekijk de voorbeelden voor de Standaard voor woningisolatie
Maatregelen
Het isoleren van een gebouw kan per bouwdeel (dak, vloer etc.) of je kunt kiezen voor een integrale aanpak. Onderstaande alinea’s gaan verder in op beide aanpakken.
Isoleren per bouwdeel
Als je gaat isoleren per bouwdeel dan pak je één onderdeel van het gebouw aan. Het gaat om de volgende delen:
- Hellend dak
- Plat dak
- Vloer begane grond
- Gevel
- Ramen
Klik op ' Lees meer' voor het isoleren per bouwdeel
Een hellend dak isoleren
Dit is een maatregel die technisch gezien in veel gevallen mogelijk is. Een eigenaar-bewoner kan isoleren aan de binnenzijde eventueel zelf uitvoeren. Aandachtspunt bij isoleren aan de binnenzijde is het aanbrengen van een dampremmende laag. Zo voorkom je vochtschade. Isoleren aan de buitenzijde is ingrijpender, omdat het dak hoger wordt en bestaande aansluitingen op de dakrand misschien niet meer passen. Als het om een individuele, niet vrijstaande, woning gaat, moet er ook een goede aansluiting op het dak van de aangrenzende woningen worden gemaakt.
Een plat dak isoleren
Dit wordt bij voorkeur aan de buitenzijde gedaan. Bij platte daken is er een groter risico op vochtschade. In een woning wordt vocht geproduceerd door koken, wassen etc. en dit kan, in een constructie die niet goed opgebouwd is, condenseren. Dat wordt inwendige condensatie genoemd. Om dit te voorkomen is het is belangrijk om aandacht te besteden aan de dampremmende laag, zeker als er al een isolatielaag op het dak ligt. Ook bij het isoleren van een plat dak wordt het dak hoger. Er moet dus een goede aansluiting op de bestaande dakrand worden gemaakt (of een nieuwe dakrand) en een aansluiting op de buurwoningen.
Vloer begane grond isoleren
Als er een kruipruimte is, dan kan de vloer aan de onderkant worden geïsoleerd met gangbare isolatiematerialen of met thermokussens. Bij een vochtige kruipruimtebodem kan ook de bodem worden afgedekt; dat bespaart extra energie. Is er geen kruipruimte, dan zijn de mogelijkheden beperkt. De vloer kan dan worden vervangen door een geïsoleerde vloer. Een andere optie is om van bovenaf een dunne isolatielaag op de vloer aan te brengen. Beide zijn ingrijpende maatregelen, met overlast voor bewoners.
Een gevel isoleren
Als het gebouw een spouwmuur heeft die nog niet geïsoleerd is, is spouwmuurisolatie een relatief goedkope maatregel om de gevel te isoleren. Spouwmuurisolatie kun je meestal snel terugverdienen. Er kunnen echter geen hele hoge isolatiewaarden mee worden bereikt. Goede isolatie kan bij bestaande gevels vaak aan de buitenzijde. Dat is een kostbare maatregel. Er is veel aandacht nodig voor aansluiting op andere constructiedelen (dak, ramen, vloer) en op de naastgelegen panden, als die niet worden geïsoleerd. Ook verandert het uiterlijk van het gebouw door de isolatie.
Is isoleren aan de buitenzijde niet mogelijk, dan kan isolatie aan de binnenzijde in combinatie met na-isolatie van de spouw een goede isolatiewaarde opleveren. Isolatie aan de binnenzijde zonder na-isolatie van de spouwmuur is minder wenselijk omdat er kans is op inwendige condensatie bij een onjuiste opbouw van de constructie. Isoleren aan de binnenzijde is een ingrijpende maatregel voor bewoners vanwege de overlast en omdat de ruimte in de woning kleiner wordt.
Ramen isoleren
Warmteverlies via ramen beperk je door het plaatsen van HR++ glas of drievoudig (triple) glas. Triple glas isoleert het beste. Als dat niet in de bestaande kozijnen past - en de kozijnen niet om een andere reden vervangen hoeven te worden - is HR++ glas het beste alternatief. Dit is dubbel glas dat extra goed isoleert. Voor monumentale panden is er speciaal isolerend ‘monumentenglas’.